Klokken
Uit de Oudheid stammen zonnewijzers en waterklokken, terwijl
over de vroege Middeleeuwen weinig bekend is.
Een klok is zowel een mechaniek als een meubelstuk. Mechanische
klokken zijn vanaf de 13e eeuw bekend. De eerste mechanieken
werden door gewichten gaande gehouden; aan het begin van de
vijftiende eeuw kwam het veermechanisme in gebruik, en in de
zeventiende eeuw deden zich grote technische vorderingen voor.
Enkele hoofdtypen die kunnen worden onderscheiden, zijn:
wandklokken (zoals in de Nederlanden de stoelklok of in Europa
de lantaarnklok), staande klokken (zoals het Amsterdams staand
horloge), tafelklokken en rijtuigklokken. De laatste hadden een
draaggreep voor het vervoer, en dikwijls hoort er een etui bij.
Een bijzonder voorbeeld is nog de chronometer: zo leidde de
uitvinding van de scheepschronometer tot preciezer metingen op
zee.
Regulateurs waren precisiemechanismen die dienden om weer andere
klokken te reguleren.
In de 17e eeuw werd nog een vergelijkbaar instrument
uitgevonden, dat niet de tijd mat maar de luchtdruk, en daarmee
een weersverwachting gaf: dat was de barometer.
In de 19e eeuw werden nog veel andere hoogwaardige mechanische
instrumenten vervaardigd, van sextanten tot precisie-weegschalen,
die in de antiekmarkt erg gewild zijn.
|