Antiek Keramiek
Keramiek valt, afhankelijkheid van de temperatuur van stoken,
uiteen in drie groepen naar hardheid: het relatief zachte
aardewerk, het harde porselein en een tussenvorm, steengoed.
Enkele voorbeelden worden hieronder genoemd.
Antiek Aardewerk
In de zestiende eeuw ontstond in Japan raku, dat vaak voor
eenmalig gebruik was bestemd, en werd gestookt doordat men een
(thee)kom in een vuurtje legde, waardoor die werd gebakken. In
de Middeleeuwen ontdekten de Arabieren hoe ze met tinglazuur
majolica konden maken. De naam die wij ervoor gebruiken, is
afgeleid van "Majorca", maar de oudere antieke majolica is
vooral afkomstig uit Italië (15e-16e eeuw en later). Vanaf de
17e eeuw werd het ook in Delft gemaakt.
Antiek Steengoed
Een bekend voorbeeld van steengoed zijn de Duitse bierpullen die
rond 1500 tot ontwikkeling kwamen; bekend zijn de
baardmankruiken: kruiken met daarop in reliëf een gezicht met
een baard. Ook in Frankrijk en Engeland werd overigens steengoed
gemaakt; in Engeland ging het aanvankelijk om Duitse import, en
het duurde nog meer dan een eeuw voordat er inheems steengoed
werd gemaakt. In China was steengoed al veel eerder bekend:
hoogtepunten komen al voor in de Sung-periode (10e-13e eeuw).
Antiek Porselein
Het bekendste Oosterse porselein is waarschijnlijk dat uit de
Chinese Ming-periode. Ook T'ang, Yüan en andere perioden
brachten porselein voort. Soms was dit blauw-wit, soms
polychroom, terwijl ook allerlei andere kleuren en patronen
voorkomen. Vanaf de 17e en 18e eeuw produceerden ook vele
Europese landen porselein.
Delfts blauw
Delfts blauw is een soort aardewerk dat traditioneel in
Delft wordt vervaardigd en wereldwijd zeer bekend en geliefd is
geworden, hoewel het door veel Nederlanders wordt verafschuwd
vanwege de op toeristen gerichte massaproductie.
Delfts Blauw is ontstaan nadat Chinees porselein in Nederland
zeer populair werd. De Verenigde Oost-Indische Compagnie
importeerde dit porselein namelijk vanaf het begin van haar
bestaan in 1602. Destijds werd er in Europa alleen rood
aardewerk, steengoed en majolica gemaakt. Het geïmporteerde
porselein was fijn en sierlijk en maakte veel indruk. Alleen de
zeer rijken konden het zich echter permitteren. Hoewel men nog
geen echt porselein kon maken, begonnen de Delftse
majolicabakkers imitaties te maken. Dit was rood aardewerk
bedekt met een wit dekkend oppervlak, waarin men gekleurde
decoraties aanbracht.
Door toevoeging van mergel konden de majolica bakkers hun
product verbeteren, het aardewerk werd dunner en wordt faience
genoemd. In het begin brachten de Delftse bakkers vooral
oosterse decoraties aan op de Delftse faience. Later werden de
afbeeldingen echter Nederlands van aard. Met Delfts blauw wordt
dus eigenlijk Delftse faience bedoeld. Het had zo'n succes dat
er rond 1700 al 33 bakkerijen waren in Delft alleen. Deze
bakkerijen worden ook wel aangeduid met het woord plateel, wat
een middeleeuws woord is dat platte schotel betekent. De
bakkerijen maakten echter niet alleen mooie pronkstukken, maar
ook veel eenvoudige gebruiksartikelen. Elke bakkerij had zijn
eigen merkteken, dat door het gemeentebestuur van Delft was
vastgelegd.
Beroemd zijn vooral de tegels, vazen en serviesgoed.
In de 18e eeuw verdwenen de plateelbakkerijen in Delft een voor
een. Er was minder vraag naar het Delftse blauw door de opkomst
van Engels aardewerk, zoals dat van Wedgwood. De in 1653
gestichte bakkerij De Porceleyne Fles is de enige bakkerij die
sinds de 17e eeuw continue in proces is geweest. Andere
bakkerijen zijn De Delftse Pauw en De Candelaer. Alle drie de
bakkerijen zijn open voor publiek. Tijdens de rondleidingen en
bezichtigingen wordt een beeld gegeven van hoe het Delfts Blauw
nu nog steeds op authentieke wijze wordt vervaardigd.
Ook heden ten dage vormt Delft mede door de talrijke galeries in
de stad een trekpleister voor liefhebbers van hedendaagse
keramiek.
|